Volgens de wet op de ondernemingsraden moet er ook een ondernemingsraad bij de gemeente zijn. Waar voor andere organisaties geld dat een OR verplicht is vanaf 50 medewerkers moeten gemeenten een OR hebben als er 35 of meer medewerkers werkzaam zijn in de organisatie. Er zijn verder nog een aantal wezenlijke verschillen tussen een ondernemingsraad bij de gemeente en bij andere organisaties.
De bestuurder voor de ondernemingsraad bij de gemeente
De bestuurder volgens de wet op de ondernemingsraden is niet de politiek bestuurder maar de gemeente secretaris. Uiteraard hebben de burgemeester en de wethouders vaak wel invloed op de organisatie maar uiteindelijk is het de gemeente secretaris die de bestuurder is voor de ondernemingsraad. De ondernemingsraad kan uiteraard wel de politiek opzoeken om bijvoorbeeld de personele gevolgen voor de organisatie te agenderen en hier aandacht voor te vragen.
Het politiek primaat
De ondernemingsraad heeft adviesrecht bij een aantal belangrijke besluiten, zoals belangrijke investeringen en organisatiewijzigingen. Over besluiten genomen door een politiek orgaan (het college van B&W of de gemeenteraad) kan de ondernemingsraad geen advies geven. De bestuurder (de gemeentesecretaris) moet de OR wel advies vragen over de implementatie en de personele gevolgen van het besluit. Bij bijvoorbeeld een investering of een bezuiniging hoeft de bestuurder geen advies te vragen over het specifieke bedrag want dit is door de politiek vastgesteld. De gemeente secretaris moet wel advies vragen over de uitvoering en de gevolgen voor de ambtelijke organisatie en het personeel.
Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)
Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Door deze wet is de rechtspositie van ambtenaren gelijk aan de positie van werknemers die niet voor een overheidswerkgever werken. Dit betekent dat deze groep onder het normale arbeidsrecht van het Burgerlijk Wetboek valt en er geen verschil meer is op het terrein van bijvoorbeeld het ontslagrecht of de (eenzijdige) wijziging van arbeidsvoorwaarden. De Wnra leidt niet tot een juridisch andere positie voor de ondernemingsraad bij de gemeente. De Wnra heeft niet geleid tot wijzigingen in de Wet op de Ondernemingsraden het vervallen van de rechtspositieregelingen (CAR/UWO bij gemeenten) heeft wel geleid tot wijzigingen in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg. Dit was in het verleden het Georganiseerd Overleg (GO). Instemmingsplichtige regelingen die in het GO afgesproken werden waren niet meer instemmingsplichtig bij de OR. Na de invoering van de Wnra is er geen Georganiseerd Overleg meer. Er is echter wel rekening gehouden met de situatie na de Wnra en in de cao is vastgelegd dat er in plaats van een GO een Lokaal Overleg (LO) komt.
Het Lokaal Overleg (LO)
In de cao Gemeenten hoofdstuk 12 is vastgesteld dat het Lokaal Overleg het overleg voert over een aantal arbeidsvoorwaarden. Het Lokaal Overleg vindt plaats tussen de werkgevers en vakbonden. De werkgever en de vakbonden die betrokken zijn bij de cao voeren het Lokaal Overleg uit. De werkgever wijst 1 of meerdere vertegenwoordigers aan voor het Lokaal Overleg en de vakbonden doen dit ook.
Zij onderhandelen over de invoering, wijziging of intrekking van lokale regelingen/bepalingen op basis van de ruimte die de artikelen in de cao geven. De nieuwere cao’s geven aardig wat ruimte om zelf invulling te geven aan de ‘details’ van bepaalde regelingen. Deze regelingen of bepalingen staan opgesomd in artikel 12 lid 2 van de cao. Het kan voorkomen dat dit ook regelingen zijn die volgens de WOR instemmingsplichtig zijn bij de OR. In dat geval gaat het LO voor en heeft de ondernemingsraad bij de gemeente geen instemmingsrecht. Welke onderwerpen in het LO afgehandeld worden moet wel met de OR afgesproken worden. Uiteraard is het instemmingsrecht voor de rest wel van toepassing bij gemeenten. Belangrijk is dat er duidelijke afspraken zijn tussen OR en bestuurder en vakbonden over de rol van het LO en de rol van de OR. Het contact tussen OR en vakbonden kan ook de positie van de OR in de organisatie versterken. Een belangrijke verbinding dus.